Sunday 13 October 2013

A Short Story For Sunday

Bron: weheartit.com

Ik ben gek op schrijven. Het liefst zou ik mijn dagen vullen met het schrijven van verhalen, maar helaas ben ik geen schrijfster en vaak heb ik er de tijd niet voor. 'De Woestenij' is een van de verhalen waar ik nu al een poos aan werk, en in het kader van 'je angsten overwinnen', zet ik het nu online. Wie weet is er iemand die zich er heel eventjes op deze luie zondag mee kan vermaken :) Ik weet niet of ik dit in de toekomst vaker ga doen (het is eng, stttt), en ik zet natuurlijk ook maar een klein deel online aangezien het anders wel heel veel wordt, maar wie weet!
Liefs, Lisa


De Woestenij

Het begon met de dood van mijn kamermeisje. Ik vond haar voor mijn bed, liggend op haar zij, blik gericht op de deuropening. Bloed zag ik niet, maar ik wist dat ze dood was. De geur van de dood hing al in de lucht, haar huid zag grauw en haar gebarsten lippen vormden een grimas, alsof ze dood lachend had aangekeken. Langzaam keerde ik me om in de deuropening, m’n vuisten ballend. Ik zou niet huilen. Dit had ik niet gedaan bij de dood van moeder, en zou ik dan ook zeker niet doen om een kamermeisje. Niet dat haar dood mij niet raakte, maar omdat tranen nog meer onheil aantrokken. Ik ademde diep in, sloot m’n ogen, telde tot vijf, en ademde uit. M’n vuisten ontspanden zich, en plotseling besefte ik me wat ik aan het doen was. Achter me lag het lijk van een jong meisje, nog jonger dan ik, en ik had gewoon mijn ogen gesloten, met de dood pal achter me. Ik moest echt leren om mijn emoties beter onder controle te houden. Zonder nog een blik achterom te werpen, rende ik naar de eetzaal, de plek waar ik mijn vader kon vinden op dit tijdstip. Hij zou me waarschijnlijk een andere kamer geven. Geen enkele vader zou zijn dochter in een kamer laten slapen, waarin iemand was vermoord. Schrikkend van mijn eigen gedachten, stopte ik met rennen. Waar kwam die gedachte vandaan? Hoe wist ik zo zeker dat ze was vermoord? Mensen stierven hier iedere dag. Maar niet met een grimas op het gezicht. Deze keer was anders. En voor zover ik wist, was ze ook niet ziek geweest. Maar waarom zou iemand een onschuldig kamermeisje vermoorden? 
Alhoewel ik haar echte naam nooit gekend had, wist ik heel goed wie ze was. Met haar olijfkleurige huid, grote groene ogen en zwarte lange haar was ze altijd een opvallende verschijning geweest op het kasteel. M’n vader had haar en haar broer jaren geleden gevangen genomen, na een strooptocht aan de overkant van de zee. Een zee die ik nog nooit overgestoken had, en waarschijnlijk ook nooit zou oversteken, als het aan vader lag. ‘De Woestenij is geen plek voor meisjes zoals jij’, waren zijn woorden geweest toen ik vroeg of ik met de volgende overtocht mee mocht op het schip. Niet dat dat in de nabije toekomst zou gaan gebeuren; de keer dat hij het kamermeisje en haar broer mee terug had genomen, was de laatste keer geweest. Ik herinner me het nog heel goed, mijn vader die aan kwam rijden met een klein donkerharig meisje voor op zijn zadel, haar broer zelfstandig, maar geketend, op het paard ernaast. Ik heb nooit met hem, of zijn zusje, mogen praten. Toen ik naar m’n vader toe rende om te vragen wie mijn nieuwe vriendinnetje was, commandeerde hij een van zijn soldaten om het meisje van zijn zadel te halen en weg te dragen. Daarna stapte hij zelf af, en liep met grote passen naar me toe. Hij torende boven me uit, en heel even was ik bang voor hem. Waarschijnlijk had hij iets in mijn ogen gezien, want zijn blik verzachtte en hij pakte me bij de hand. “Luister, Katherine”. Uh-oh. Ik probeerde mijn hand weg te trekken, maar hij greep hem alleen maar steviger vast. De laatste keer dat vader mijn volledige naam had gebruikt, was toen moeder overleed. Mijn tienjarige zelf bereidde zich mentaal voor op wat er komen ging, en uit paniek keek ik om me heen om een aanwijzing hiervoor te ontdekken. De soldaten, gehavend en sommige gewond, keken zwijgend naar de grond. Het waren er minder dan er waren vertrokken, maar dat was geen verassing na een strooptocht in de Woestenij. Mijn ogen kruisden die van de geboeide jongen, en ik deinsde achteruit. Hij keek me aan met ogen zo vol haat, dat ik me eerst afvroeg of het wel voor mij bedoeld was. Hij was misschien een jaar of twaalf, maar zijn zwarte ogen, die dwars door me heen leken te snijden, waren vele jaren ouder. Vader keek achterom om te zien wat mij zo van streek had gemaakt, en de jongen sloeg zijn ogen neer. Opgelucht haalde ik adem, maar ondertussen balde ik mijn vuisten. Als hij me ooit weer zo aankeek, zou hij het voelen, enge zwarte ogen of niet, beloofde ik mezelf. Mijn vader draaide zich weer om. “Katy”, begon hij weer. “Ik wil niet dat je ooit met ze spreekt. Ze zijn gevaarlijk.” Van het kleine donkerharige meisje kon ik me het niet voorstellen, ik was immers groter dan haar, maar van de jongen inmiddels heel goed. “Waarom hebt u ze dan mee naar huis genomen, vader? Als ze zo gevaarlijk zijn?” “Omdat ze nog veel gevaarlijker zijn wanneer ze hier niet zijn.” Dat leek me gek. Hoe kon iemand gevaarlijk zijn, wanneer hij niet in de buurt was? “Heb je me begrepen, Katy?” vroeg mijn vader. “Ja, vader.” In mijn hoofd was ik al bezig met bedenken wanneer ik een kans zou hebben om deze twee gevaarlijke mensen te bestuderen. Aangezien mijn leven de laatste tijd alleen maar bestond uit boeken lezen en Mathil mee helpen met het huishouden, leek me dit wel een mooi avontuur. Vader kneep in mijn arm. “Nou? Heb je me begrepen?”, vroeg hij dringend. “Ik heb u begrepen”, antwoordde ik, rukte mijn arm los en rende weg. 

2 comments:

  1. Lies, echt een heel goed verhaal! Schrijf verder ik wil meer weten!! xoxo

    ReplyDelete
    Replies
    1. Ah dankje <3 Ja ik zet het volgende deel ook nog wel online denk ik, en zo niet, krijg jij het wel te lezen :)

      Delete